Mensen praten er niet graag over, maar de dood is het enige waar niemand aan ontsnapt. Hoe ouder je wordt, hoe vaker je ermee geconfronteerd wordt. Je verliest mensen, je rouwt, en daarna gaat het leven gewoon verder. Tot het moment dat je beseft dat ook jouw tijd eraan komt. Dan verandert alles. Sommigen voelen angst, anderen proberen het te aanvaarden.
Ik behoor tot die laatste groep. Door mijn ziekte weet ik dat de kans groot is dat ik het niet oud zal worden. Ik ben nu vijfenzestig, en zwaar ziek. De dokters hebben weinig hoop over. Ze hebben bijna alles geprobeerd, maar ik wil geen proefpersoon zijn voor behandelingen waarvan ze niet eens kunnen zeggen dat ze zullen werken.
Mijn vader stierf toen hij eenenzestig was. Hij werd opgenomen in het ziekenhuis en kwam er niet meer levend uit. Hetzelfde overkwam mijn zussen. De jongste was pas tweeëndertig, ze had niets ernstigs, maar toch is ze daar gestorven. De andere was vierenveertig. Ze werd gezond verklaard, mocht de dag nadien naar huis, maar die nacht ging het mis. Ze is nooit meer wakker geworden. Die sterfgevallen hebben diepe sporen nagelaten, maar na de rouw moest ik verder, zoals iedereen dat doet.
Aan mijn vaders kant stierven de meeste mannen jong. Velen haalden hun zestigste verjaardag niet. Dat ik nu vijfenzestig ben, maakt me bijna een uitzondering, maar ik voel dat het einde dichterbij komt. Mijn lichaam is moe. Mijn gewrichten doen pijn, ik heb geen energie meer. De dagen dat ik nog iets kon doen, liggen achter me. Ik breng de meeste tijd in bed door, denkend aan wat geweest is, en wat nog komt.
Ik denk veel aan de dood. Soms probeer ik mezelf gerust te stellen met de gedachte dat er misschien toch iets is na dit leven. Niet in de zin van hemel of hel, want daar geloof ik niet in. Geen enkele religie heeft me ooit kunnen overtuigen dat er een paradijs wacht. Toch stel ik me voor dat er iets van ons overblijft, een vorm van energie, een restje van wie we waren. Ik weet niet of het waar is, maar het idee stelt me een beetje gerust.
Toch blijf ik met vragen zitten. Waarom bestaan we eigenlijk? Wat is het doel van het leven, als het toch eindigt met de dood? Hoe meer ik erover lees of nadenk, hoe minder ik ervan begrijp.
Als je voelt dat het einde nadert, lijkt alles wat je hebt opgebouwd opeens minder belangrijk. Alles waar je hard voor gewerkt hebt, alles wat je hebt meegemaakt, het voelt alsof het zijn betekenis verliest. Geluk, verdriet, pijn, vreugde… het wisselt elkaar af, maar uiteindelijk verdwijnt het allemaal.
Alles voelt zwaarder nu. Alsof er een donker deken over mij ligt. Ik hoop nog steeds op een wonder, op iets dat mijn leven kan verlengen, maar diep vanbinnen weet ik dat het niet zal gebeuren. Ik ben er nog niet klaar voor om te sterven, maar ik geloof niet dat er nog genezing komt.
Voor mezelf zal de dood een einde zijn, maar voor de mensen om mij heen zal het verdergaan. Ze zullen verdriet hebben, misschien lang, misschien kort, en daarna zullen ze weer verder moeten. Dat is hoe het gaat.
Ik hoop alleen dat ze me niet vergeten. Dat mijn humor nog een glimlach oproept, dat mijn kennis, vooral over elektronica, nog van nut zal zijn. En dat mensen zich mij blijven herinneren als iemand die meeleefde met anderen.
Mijn lichaam zal verdwijnen, dat weet ik.
Maar ik hoop dat
mijn gedachten, mijn woorden, en een stukje van wie ik was, blijven
voortleven in de mensen die ik heb geraakt.