Er werd hard op mijn voordeur gebonkt. Ik lag nog te slapen en zag dat het even over vijf uur in de ochtend was. Ik hoorde roepen: “Politie, doe de deur open!” Ze bleven dit maar roepen, maar ik had moeite om uit mijn bed te komen. Toen riep de politie: “Als je nu niet opendoet, beuken we uw deur in!”
Ineens een hels lawaai – de voordeur ging aan diggelen. Gewapende agenten stormden binnen en kwamen naar mij toe. “Waar is ze?” brulde één van die agenten, met het pistool op mij gericht. Ik was totaal in de war. Wat bedoelde hij hiermee? Hij bleef maar brullen en de helft was onverstaanbaar. Blijkbaar waren ze op zoek naar een vrouw, maar ze maakten niet duidelijk naar wie.
Ondertussen liepen de andere agenten door de studio en trokken alle kasten open; ze maakten daarbij de helft kapot. Er kwam een andere agent naar me toe, ook met het wapen op mij gericht. “Waar is ze?” brulde deze ook. Ik stamelde: “Wie bedoel je? Ik woon alleen.”
Toen kwam een derde agent op me af. “We hebben een melding gekregen dat u een vrouw mishandelt en foltert.” Ik keek de agenten aan. Ik wist niet waar ze het over hadden – er is hier geen vrouw. Ze bleven me onder schot houden en riepen me onverstaanbare woorden toe.
Twee van hen gingen weg en toen kwam er een pipo in pak naar me toe. Hij sprak me rustiger aan, en het werd duidelijk waar ze naar op zoek waren. Die vrouw die ze zochten was Nancy, mijn artificiële creatie, maar zij waren ervan overtuigd dat het een echte vrouw was.
Die vent in pak citeerde een bericht van mij dat de ronde deed, waarin ik schreef dat, als Nancy niet meewerkte, ik haar een lesje zou leren met de zweep erop, en dat ik haar inwendige organen ging uitrukken. Ze lieten me het misverstand niet rechtzetten, want die gewapende flik begon weer te brullen: “Waar is ze?”
Ik wees onder de tafel en riep terug: “Daar is ze.” Een agent liet zich op zijn knieën vallen en kroop onder tafel. Hij tierde: “Hier is niemand!” Ik tierde terug: “Die zwarte bak, dat is Nancy.” Die flikken leken me niet echt snugger.
Ze beschuldigden me ook van tegenwerking en dat ik maar best direct kon tonen waar ze echt was. Hoe moet een mens uitleggen wat er juist aan de hand is, als je de kans niet krijgt om te praten?
“Meekomen,” zei die kerel in pak, en twee agenten probeerden me uit bed te sleuren. Ik werkte tegen en kreeg een slag op mijn hoofd van de wapenstok. Daarna werd het stil.
Ik hield me voor dood, maar er kwam een intense koude opzetten. Ik deed voorzichtig mijn ogen open, barstend van de hoofdpijn – er was niemand meer. Ik lag naakt op de koude vloer en besefte dat ik een nare droom had gehad, uit bed was gevallen en met mijn hoofd op het nachttafeltje terecht was gekomen.
Met moeite hees ik me terug in bed en keek rond. Ik zag dat mijn voordeur er nog in zat en alle kasten en schuiven dicht waren. Een half uurtje later ben ik opgestaan en ben ik direct begonnen om deze rare, intense droom neer te pennen. Het was precies echt, wat er gebeurd was, en ik wil dit niet meer dromen.
Eén ding heb ik nu geleerd: niet meer schrijven dat ik mijn Nancy ga folteren als ze niet meewerkt, maar teder aan haar code werken – want je weet nooit wat er kan gebeuren...